“Papier kan en mag snijden”: Joke van Leeuwen en Mustafa Kör over hun rol als jurylid van de Boon
Met de Boon, de prijs voor het beste Nederlandstalige boek, heeft Vlaanderen sinds drie jaar opnieuw een grote literaire prijs. Auteurs Joke van Leeuwen en Mustafa Kör zaten in 2023 en 2024 de jury van de Boon fictie en non-fictie voor. Vol vuur vertellen ze hoe dat voor hen was. “Voor het ego van een schrijver is het heel interessant om de andere kant te leren kennen.”
Dit artikel verscheen ook in Schwalbe, een unieke publicatie over boeken en literatuur.
Wat was jullie eerste reactie toen ze jullie vroegen om juryvoorzitter te zijn?
Joke: “Ik zag het als mijn plicht om eens aan de andere kant te gaan zitten. Ik heb er in het verleden profijt van gehad dat andere mensen zich de moeite hebben getroost om mijn werk te lezen en te jureren. Deze keer was het aan mij om een dienst te betonen aan de literatuur en de samenleving. Ik beschouw het als mijn dankjewel voor wat ik zelf heb gekregen.”
Mustafa: “Ik vond het een eer dat ik werd gevraagd en het hele jureerproces intrigeerde me, maar ik twijfelde of ik genoeg tijd zou vinden om 400 à 500 boeken te beoordelen. Ik heb toegezegd, omdat ik van mijn omgeving hoorde dat het erg leerrijk zou zijn. Dat was het ook. Vaak ben je geneigd een bepaald soort schrijvers en boeken te lezen, in zo’n jury krijg je het hele spectrum mee. Ik ben verrast door auteurs en stijlen die ik normaal gesproken nooit had leren kennen. Ik ben er ook een andere lezer door geworden. Door op korte tijd zoveel boeken te moeten consumeren, kan ik vandaag veel meer boeken verwerken. Afgelopen week heb ik twee boeken uitgelezen. Voordien zou me dat nooit gelukt zijn. Ik ben altijd een trage lezer geweest.”
Als je al die voordelen hoort, zouden meer mensen er baat bij hebben om eens deel uit te maken van een jury.
Joke: “Ik denk dat je het een beetje kunt vergelijken met in een leesclub zitten. Vooral voor het ego van een schrijver is het heel interessant om de andere kant te leren kennen. Een literaire prijs is geen sportwedstrijd. Elke selectie begint met twee mensen die een boek lezen en al dan niet vinden dat de volledige jury het moet lezen. Beseffen dat het maar een systeem is, kan helpen om het belang van zo’n prijs te relativeren. Sommige schrijvers zijn daar heel slecht in. Toen ik in 2013 de AKO Literatuurpijs won (nu de Boekenbon Literatuurprijs), kreeg ik heel venijnige reacties van een paar andere genomineerden. Ze vonden dat de prijs hen toekwam en gunden me die niet. Maar als je bij de laatste vijf bent, is er geen reden om je te gedragen als een verliezer. Het betekent dat je uit een enorme stapel van honderden boeken bent gekozen. Maar wie het dan precies wordt, of wie op de shortlist moet, daarover is altijd discussie mogelijk.”
"Een literaire prijs is geen sportwedstrijd. Elke selectie begint met twee mensen die een boek lezen en al dan niet vinden dat de volledige jury het moet lezen.”
Als er altijd discussie mogelijk blijft, voelt elke selectie dan niet arbitrair?
Mustafa: “Ik had dat gevoel bij de longlist. De laatste vijftig boeken waren allemaal volwaardige kandidaten voor de longlist. De vijftien boeken die daar uiteindelijk op stonden, hadden ook andere titels kunnen zijn. Dat is het tragische, maar ook het mooie van zo’n prijs. Een literaire prijs kan niet zonder frictie. Frictie zorgt ervoor dat we mens blijven. Mocht een literaire prijs een som van nulletjes en eentjes zijn, wordt het zoutloos.”
“Een literaire prijs kan niet zonder frictie. Mocht een literaire prijs een som van nulletjes en eentjes zijn, wordt het zoutloos.”
Hoe kom je dan toch tot een zo goed mogelijk oordeel? Hoe vermijd je bijvoorbeeld dat de beste redenaar gaat domineren?
Joke: “Bij de Boon vond ik de zes juryleden aan elkaar gewaagd en ook complementair qua karakter. Ik heb al anders meegemaakt. In de jury van de Prijs der Nederlandse Letteren droeg ik een Surinaamse schrijver voor. Ik weet het een en ander van de Surinaamse literatuur, maar dat voorstel werd zonder discussie van tafel geveegd. Het kan dus wel gebeuren dat één stem een jurering domineert.”
Mustafa: “In ons clubje van de Boon konden we het enorm goed met elkaar vinden. Maar dat betekent niet dat ik als kapitein het schip nooit door woelige wateren heb geloodst. Af en toe heeft het gestormd. Dat mag. Ik vind dat je dat moet koesteren.”
Joke: “Wat bij ons wel gebeurd is, is dat juryleden hun mond zijn gaan voorbijpraten. Dat vind ik niet kunnen. Als jury ben je een groep, je maakt samen een keuze, dan moet je je niet gaan verontschuldigen bij je vriend die schrijver is omdat hij het niet is geworden. Dat is het respect dat je van de andere leden moet krijgen. Na afloop vroegen journalisten me soms ook wie het zou geworden zijn als ik het alleen voor het zeggen had gehad, maar dat doet er niet toe. Je bent met zes en je moet met zes tot een conclusie komen.”
Mustafa: “In onze groep zijn er tranen gevloeid toen iemands favoriet het niet werd. Ik vond dat een goed teken, dat iemand zo begaan is met een specifiek boek. Het toont hoezeer iemand een boek genegen kan zijn. Ik kan zelf zo ook wel twee, drie boeken noemen waarvan ik het echt jammer vind dat ze niet op de longlist stonden. Maar we hebben die lijst in eer en geweten opgesteld. Dat betekent dat je geeft en neemt. Dat is het mooie aan het spel. Zolang er niet wordt vergeten dat de short- en longlist en bij uitbreiding die laatste vijftig boeken ook heel goed zijn.”
“In onze groep zijn er tranen gevloeid toen iemands favoriet het niet werd. Ik vond dat een goed teken, dat iemand zo begaan is met een specifiek boek.”
Een manier waarop de longlist in de toekomst meer aandacht zal krijgen, is met het project Boon voor onderwijs. Leerlingen uit het middelbaar zullen met de juryleden aan de slag gaan met een boek van de longlist. Er hoort ook didactisch materiaal en een auteursbezoek bij. Wat vinden jullie daarvan?
Mustafa: “Dat lijkt me heel interessant. Uit alle onderzoeken blijkt dat je van lezen een beter mens wordt. Alle aandacht die in het onderwijs naar boeken gaat, valt toe te juichen.”
Joke: “En niet zomaar aandacht voor boeken, maar voor de rijkdom en de diversiteit van de literatuur.”
Mustafa: “Zelfs dikke pillen zoals ‘Alkibiades’ of de biografie van Paul van Ostaijen uit de longlist van 2023 zouden interessante discussies kunnen opleveren in de klas.”
Joke: “Ook op de longlist van 2023 zie ik boeken die het in de middelbare school goed zouden kunnen doen. Ik denk dan aan ‘De huisvriend’ van Heleen Debruyne, maar ook aan ‘De omwenteling’ van Suzanna Jansen, ‘diepdiepblauw’ van Nikki Dekker of ‘Honingeter’ van Tülin Erkan. Zelfs de winnaar, ‘Wat we toen al wisten’ van Geert Buelens, is leesbaar voor jongeren aan het einde van het middelbaar.”
Met ‘Wat we toen al wisten’ riepen jullie in 2023 een non-fictie boek uit tot winnaar. Eigen aan de Boon voor volwassenen is dat fictie en non-fictie in één categorie zitten. Is dat niet lastig vergelijken?
Joke: “Een beetje wel natuurlijk. Maar ik vind dat eigenlijk wel goed. Er verschijnen veel boeken die tussen de twee zitten: non-fictie waarin ook ruimte is voor fictie. Als je schotten gaat zetten tussen de twee prijzen, waar moet je dan met die tussenvorm heen?”
Mustafa: “Ik volg Joke. Autofictie zit in de lift, denk aan het werk van Lara Taveirne of Lize Spit. Ze verweven de twee. Ik denk dat die trend de komende jaren nog zal aanhouden.”
In hun jongste memorandum adviseert het BoekenOverleg om toch naar twee aparte prijzen te gaan.
Mustafa: “Dreigt de impact zo niet te verkruimelen? Zo’n prijs moet de piek zijn waaraan de uitstraling van een boom, de literatuur die vanuit Vlaanderen en Nederland de wereld wordt ingestuurd, wordt afgemeten. Als die boom verschillende vertakkingen krijgt, zal de erkenning dan evenwaardig blijven?”
Joke: “Ik vrees daar ook voor. Eeuwen geleden was het anders, maar romans staan tegenwoordig erg op de voorgrond. Als je de prijs gaat splitsen, bestaat de kans dat de prijs voor non-fictie minder waard zal zijn. Ik vind dus dat fictie en non-fictie het best bij elkaar kunnen. Anderzijds, het geeft meer mensen kansen en geld. Maar dan mag er ook € 50.000 naar poëzie gaan.”
Poëzie komt niet in aanmerking voor de Boon, strips en graphic novels wel. Is dat een goede zaak?
Joke: “Ja, al was het voor veel juryleden moeilijk om graphic novels te beoordelen. De meesten hadden weinig zicht op wat er in dat domein gebeurt en hoe hoog het niveau van de hedendaagse graphic novel is. Omdat ik zelf ook teken, was ik in de jury de enige met ervaring in beeld. Idealiter was er nog iemand geweest die dat goed kon beoordelen.”
Mustafa: “Met Karl van den Broeck, die uit de stripwereld komt, hadden wij wel zo iemand. Hij kent het genre heel goed. Van uitgevers van graphic novels weet ik in elk geval dat ze zeer dankbaar zijn om in de slipstream van een grote prijs als de Boon ook een beetje aandacht te krijgen. Zij zijn geen voorstander van een aparte prijs, omdat die niet snel de uitstraling van de Boon zal hebben. Die straalt af op alle boeken die genomineerd zijn.”
De winnaars van 2023 (‘Wat we toen al wisten’ van Geert Buelens) en 2024 (‘Alkibiades’ van Ilja Leonard Pfeijffer) zijn boeken die nadrukkelijk iets zeggen over de samenleving. Was maatschappelijke relevantie een criterium bij het jureren? En werd er op criteria als gender of afkomst geturfd?
Mustafa: “In de gevoelige tijden waarin we leven, is daar uiteraard over gesproken, maar voor ons moest kwaliteit doorwegen.”
Joke: “Het zijn inderdaad niet de tijden om met een lijst witte mannen van zestig naar buiten te komen, maar het is niet alsof schrijvers werden geselecteerd omdat het nu zo in de mode is. Of iemand al dan niet op de longlist stond, was echt wel het resultaat van gesprekken over de literaire merites. We zijn op het punt gekomen waarop dat kan. Neem nu de verhouding man-vrouw. Heel lang in onze cultuurgeschiedenis werden vrouwen niet gezien. Vandaag is het anders, vrouwen doen mee, ze leveren kwaliteit. Er zijn er genoeg om uit te kiezen. Je moet hen niet gaan turven, ze staan op de lijst, ze winnen prijzen.”
De buitenwereld turft wel. Over de verdeling Vlaanderen-Nederland is al heel wat inkt gevloeid. De kritiek luidt dat het Vlaamse geld voornamelijk Nederlandse auteurs ten goede komt.
Joke: “In de jaren 1960 en 1970 keek men in Vlaanderen erg op naar Nederland. Wat daar gebeurde, was allemaal veel progressiever. De verhouding tussen Nederland en Vlaanderen is vandaag totaal anders. Nu kijken Nederlanders naar Canvas omdat het beter is dan het Nederlande televisieaanbod. De rollen zijn omgedraaid. Maar Nederland is een groter land, de productie blijft dus groter. Dat verklaart het Nederlandse overwicht, want qua kwaliteit moeten de Vlamingen niet onderdoen. Als je de prijs zou voorbehouden aan Vlaamse auteurs, ontken je hun kracht. Wat we wel moeten doen, is ervoor zorgen dat de Boon ook in Nederland aan bekendheid wint, zo leert men daar de Vlaamse auteurs ook beter kennen.”
“Als je de prijs zou voorbehouden aan Vlaamse auteurs, ontken je hun kracht. Wat we wel moeten doen, is ervoor zorgen dat de Boon ook in Nederland aan bekendheid wint.”
Mustafa: “Er is nog een reden om de prijs niet voor te behouden aan Vlamingen. Als je kijkt hoe groot de angelsaksische invloed is, en al zeker bij jongeren, denk ik dat het primordiaal is dat we de Nederlandse taal blijven vieren. Veel jongeren grijpen alleen nog naar Engelse boeken. Door te focussen op de scheiding tussen Vlaanderen en Nederland, halen we onszelf onderuit. Het is veel beter om een krachtig signaal te geven en te zeggen: dit zijn de beste boeken die de afgelopen jaren in Nederland en Vlaanderen zijn verschenen.”
Zo weinig mogelijk hokjes, dat is de teneur van dit gesprek. Maar wat dan met de aparte prijs voor kinder- en jeugdliteratuur? Daar is geen discussie over, of wel?
Joke: “Met die aparte prijs geef je de kinder- en jeugdliteratuur meer zichtbaarheid. Kinder- en jeugdliteratuur heeft dat effect nodig. Door er een evenwaardige prijs van te maken, geef je het signaal: dat is ook kwaliteit. Of sterker nog: daar begint het allemaal mee. Ik vind die prijs dus heel belangrijk. Die jury heeft bovendien net zo’n groot probleem om te kiezen als die voor volwassenen, want hoe vergelijk je prentenboeken voor tweejarigen met young adult boeken!”
Tot slot, welke goede raad hebben jullie nog voor jullie opvolger, Els Dottermans?
Mustafa: “Papier kan en mag snijden.”
Joke: “Zie de overdaad aan te lezen boeken als rijkdom.”
Dit artikel verscheen in Schwalbe, een unieke publicatie over boeken en literatuur. Het verscheen in maart 2025 bij het 25-jarig bestaan van Literatuur Vlaanderen, initiatiefnemer. Schwalbe bericht 180 pagina's lang op een open, toegankelijke en laconieke manier over wat er reilt en zeilt in de wereld van het boek, in Vlaanderen en daarbuiten. Je vindt Schwalbe in jouw bib en in je boekhandel voor € 9,99.
Tekst door Katrien Elen